Robin Hood schreef op 27 juli 2022 09:53:
Beste Zwarte Ridder
Mocht je nu gespeend zijn van enige kennis van zaken...
Trafigura kan de dans in het proces ten gronde nu niet ontspringen - iets wat ze reeds 3 jaar proberen.
Zijn we als minderheidsaandeelhouders al waar we willen, neen... dat zeker nog niet.
Volgende afspraak in Hof van Beroep in Antwerpen in oktober.
Fijne dag verder.
'De rechtbank is van oordeel dat het inderdaad wenselijk is om deze procedure samen te
behandelen met de procedures gekend onder de algemene rolnummers A/20/1473,
A/20/174, A/20/1485 en A/20/1486. De ervaring leert dat het beoordelen van een
afgesplitst deel van een dossier, zonder dat het gehele verhaal verteld wordt of het gehele
dossier ter beschikking staat, vaak aanleiding kan geven tot onjuiste of onrechtvaardige
oplossingen.
Daarbij is het evident dat de beoordeling ten gronde over de mogelijke aansprakelijkheid
van bestuurders en feitelijke bestuurders, andere elementen zal omvatten. Het is evenwel
nu reeds duidelijk dat de beoordeling ook elementen zal bevatten die identiek zijn. In
functie van dit laatste “kunnen” onverenigbare “oplossingen” optreden.
Dat woordje “kunnen” staat duidelijk te lezen in artikel 30 Ger. W. Er moet m.a.w. niet
aangetoond worden dat er effectief onverenigbare oplossingen zullen optreden. Ook het
woord “oplossingen” is belangrijk. Niet vereist zijn onverenigbare beschikkingen, het kan
ook gaan om onverenigbare overwegingen.
De rechtbank past de toepassing van artikel 30 Ger. W. ruim toe. Er is ook andere
rechtspraak die dat veel strikter beoordeelt zoals het door verwerende partijen geciteerde
arrest van het Hof van Beroep te Gent (nr. 151 van de conclusies, voetnoot 144). Het blijft
evenwel casuïstiek, zoals het eveneens geciteerde arrest van het Hof van Beroep te
Antwerpen (zelfde nr. 151, voetnoot 145). Beide arresten bevatten heel verschillende
feitelijke en juridische elementen. Omnis comparatio claudicat. Elke vergelijking loopt
mank.
De rechtbank is van oordeel dat er voldaan werd aan alle voorwaarden opdat artikel 30 Ger.
W. kan toegepast worden voor wat de regeling van de procedure betreft. De rechtbank
treedt volkomen de argumenten bij van de eisende partijen wat dit onderdeel betreft.
C. Het Belgische recht kent, in tegenstelling tot het Angelsaksische recht, geen “binding
precedents”. Dat betekent dat een eerdere rechterlijke uitspraak een andere rechter niet
bindt in een later vonnis. Zelfs de rechter zelf kan in latere vonnissen een andere uitspraak
doen dan in gelijke of gelijkaardige eerdere vonnissen (tenzij hij gebonden is door het gezag
van gewijsde).
Concreet houdt dit in dat deze rechtbank in de procedure ten gronde, niet gebonden is door
hetgeen geoordeeld wordt in de procedure in kort geding. Dat neemt natuurlijk niet weg
dat het steeds interessant kan zijn om kennis te nemen van de beschikkingen in deze kort
geding procedure, met inbegrip van een arrest van het Hof van Beroep.
Ondernemingsrechtbank ANTWERPEN, afdeling TURNHOUT – A/20/01475 – p. 22 van 23
De rechtbank overweegt daarbij dat het wachten op een andere rechterlijke uitspraak kan
overwogen worden, wanneer deze uitspraak binnen een korte of redelijke termijn kan
verwacht worden. In casu zou de procedure in kort geding voor het Hof van Beroep gepleit
worden op 6 oktober 2022. Dat is binnen een korte en redelijke termijn, zodat het
aangewezen is de zaak naar de algemene rol te verzenden in afwachting van een arrest.
Ook op dat punt treedt de rechtbank de argumenten van eisende partijen bij. Het valt
trouwens op dat verwerende partijen hierover bijzonder summier zijn in hun conclusies die
nochtans 398 pagina’s tellen. Het enige wat de rechtbank daaromtrent leest, is dat de
oorspronkelijke idee erin bestond te wachten op de resultaten van het
deskundigenonderzoek, bevolen bij beschikking van 30 oktober 2020, maar dat die
beschikking op derdenverzet werd vernietigd bij beschikking van 9 november 2021, zodat
die oorspronkelijke idee geen zin meer zou hebben.
Dat gaat dan juist voorbij aan het gegeven dat de beschikking van 9 november 2021 het
voorwerp uitmaakt van een hoger beroep, wat niet uitsluit dat het college van deskundigen
opnieuw in werking kan worden gesteld. De oorspronkelijke idee is dus nog niet dood en
begraven.
En afgezien daarvan, blijft de overweging dat het “interessant” kan zijn om kennis te nemen
van het arrest van het Hof van Beroep. Die “interesse” baseert zich op de wens van de
rechtbank om het volledige verhaal te horen met het oog op de waarheidsvinding die
essentieel is om te komen tot een juist en rechtvaardig oordeel.
De zaak wordt naar de algemene en niet naar de bijzondere rol verzonden teneinde het
mogelijk te maken alle procedures vast te stellen op eenzelfde pleitdatum.'